Op blogpagina

Ben je een opgeleid persoon?

“Als het waar is dat een spijkerbroek, Coca-Cola en Mickey Mouse de culturele ijkpunten definiëren van steeds meer mensen, dan geldt dit zeker ook voor de leidende vormen van onderwijs en ‘formele kennis’.”(Levinson en Holland, p.17)

In 1996 publiceren Levinson en Holland een artikel waarin ze beargumenteren dat scholing niet een neutrale praktijk is. In scholen worden jongeren volgens hen opgeleid volgens een specifiek idee van wat het betekent om een opgeleid persoon te zijn. Aan de ene kant is school een plek waar jongeren vrij van hun familie en/of verzorgers zichzelf kunnen verkennen. Aan de andere kant is school ook een plek waar, volgens een aantal onderzoekers, jongeren leren om een werknemer (en consument) in een neoliberale maatschappij en een burger van een democratische land te worden. Educatie biedt hen de mogelijkheid om kennis en vaardigheden te verkrijgen die wellicht niet in hun directe omgeving beschikbaar zijn. Tegelijkertijd leert de school je daarmee wanneer je slim bent, maar ook wanneer je fouten maakt. Bovendien kan de omgeving van school je laten realiseren dat je tot een groep mensen met een bepaalde klasse, etniciteit of gender behoort, waar je thuis niet zo bewust  van was. Zo leer je op school niet alleen wat het betekent om een opgeleid persoon te zijn, maar in veel gevallen ook wie er vanaf het begin al buitengesloten zijn van dat idee van een ‘opgeleid persoon’. Dit legt ook gedeeltelijk uit waarom we, als we een opgeleid persoon visualiseren, we veelal aan iets vergelijkbaars als dit onderstaande beeld zullen denken.

In zijn invloedrijke werk Learning to Labour (1977) omschrijft Paul Willis hoe jongens uit de arbeidersklasse juist door hun weerstand tegen het school systeem en de kracht die ze in die weerstand vinden, tot de arbeidersklasse blijven behoren. Sommige ‘jongens’ uit de arbeidersklasse lukt het zich uiteraard wel om zich aan te passen aan het schoolsysteem en slagen er zo in om meer mogelijkheden voor zichzelf te creëren, maar voor een grote groep maakt school hen bewust van het idee dat ze daar wellicht niet horen, waardoor ze zich tegen deze plek verzetten. Deze cultuur van verzet en de ideologie van de arbeidersklasse botsen vaak, ironisch gezien, met de pogingen van de school om deze jongens uit de arbeidersklasse mogelijkheden te laten zien buiten hun klasse. Uiteindelijk leidt dit ertoe dat deze ‘jongens’ vaak niet dezelfde mogelijkheden hebben als hun leeftijdsgenoten uit andere lagen van de maatschappij. Dus, bijvoorbeeld, in een recente scene uit de Nederlandse serie 100 dagen voor de klas legt Nicholaas Veul uit, die probeert zo goed als hij kan 100 dagen les te geven op een middelbare school, hoe je erachter komt wat een leuke baan is voor jezelf. Hij noemt daarbij ‘de drie Ps’: poen, prestige, plezier. Willis zou echter zeggen dat de jongens uit de arbeidersklasse uit die klas (en tegenwoordig dus ook de andere genders) het hele idee van de hiërarchie van banen op basis van bijvoorbeeld die poen en prestige zouden verwerpen, en daarbij dus uiteindelijk in banen terecht komen met maatschappelijk gezien minder poen en prestige. Op deze wijze illustreert het onderzoek van Willis hoe scholen op sommige manieren creëren of bevestigen wie er, op basis van etniciteit, klasse en/of gender, een opgeleid persoon kan worden en wie niet. Dit legt gedeeltelijk wellicht ook uit waarom we een beeld zoals hieronder niet associëren met het proces van opgeleid worden, maar eerder als een afleiding daarvan.

Niet alleen klas, etniciteit en gender zijn bepalend voor wie we beschouwen als een opgeleid persoon, maar ook de plekken waar dat leren plaatsvindt zijn hiervoor van betekenis. Met betrekking tot digitale media is dit met name van toepassing voor de platformen waarop jongeren actief zijn, zoals YouTube, Twitch, Instagram en Snapchat, omdat deze zich meer focussen op beeld en video, in plaats van op tekst. Wanneer we denken aan een ‘opgeleid persoon’ denken we over het algemeen namelijk aan boeken, want, zoals Säljö en ook Taguchi beargumenteren, zijn onze tradities rondom leren vooral geënt op de vaardigheid om tekst te kunnen reproduceren. Hierdoor denken we vaak aan een bibliotheek en tekstuele kennis als we denken aan een opgeleid persoon, en niet aan een tiener die eloquent is in het maken van  videos van 15 seconden over belangrijke historische evenementen op TikTok. Dit terwijl jongeren online misschien wel alternatieve vormen van leren ontwikkelen door deze interacties, zoals ik eerder hier heb beargumenteerd.

We we een opgeleid persoon vinden en wat voor soort vaardigheden en kennis je nodig hebt om een opgeleid persoon te zijn is geen vastomlijnd idee. Het verandert met de tijd mee als nieuwe carrières, competenties en kennis relevanter worden. Een zin die in deze context wel vaker wordt gezegd is dat scholen jongeren moeten voorbereiden voor banen die nu nog niet bestaan. Tegelijkertijd is het belangrijk om kritisch te blijven als onderzoekers, beleidsmakers en opleiders: wat voor soort idee van wat het betekent om opgeleid te zijn, komt onze maatschappij (of wellicht zelfs wel de wereld als geheel) het meest ten goede?

Wat betekent het volgens jou om een ‘opgeleid persoon’ te zijn? Welke alternatieve vormen van opgeleid zijn heb jij online ervaren of zie je in het klaslokaal naar voren komen?